日本語 |
破る
(ヤブル) |
英語 | ・to tear, to rip, to break, to destroy ・to break through (cordon, opponent's defense, etc.), to breach ・to defeat, to beat ・to break (e.g. silence), to disturb (e.g. peace), to shatter (e.g. dream), to disrupt, to spoil ・to violate (e.g. rule), to break (e.g. promise), to infringe ・to break (a record) |
フランス語 | ・déchirer, casser, détruire ・faire une brèche (dans les défenses d'un ennemi), percer ・vaincre, battre ・briser (un rêve), rompre (la paix), déranger ・transgresser (une règle), rompre (une promesse) ・battre (un record) |
ドイツ語 | ・zerreißen, zerbrechen ・kaputt machen ・übertreten, verletzen, verstoßen (Gesetz) ・brechen (einen Vertrag) ・besiegen, schlagen |
イタリア語 | strappare, violare, sconfiggere, rompere, distruggere, violare (p.e. una password), lacerare, infrangere, trasgredire, venir meno a, evadere (di prigione), sfondare, battere, vincere |
スペイン語 | desgarrar, violar, vencer, aplastar, destruir, romper (e.g. contraseña) |
ロシア語 | 1) разбивать, ломать; рвать; разрушать, 2) прорывать (напр. фронт); прорываться (напр. через заграждение); вламываться (напр. в ворота), 3) нарушать (правила, закон, обещание; тишину, покой), 4) ((тж.) 敗る) разбивать, бить (неприятеля), 5) расстраивать, срывать (чьи-л. планы); проваливать (... |
オランダ語 | ・scheuren, stuktrekken, stukscheuren, doorscheuren, verscheuren, rijten ・breken, stukmaken, vernielen, afbreken, {een deur} inbeuken, forceren, openbreken, inslaan, {een ruit} intikken, stukslaan, verbrijzelen, {een muur} doorslaan, uitbreken ・{openbare orde} verstoren, {iemands droom} aan scherven slaan, {de harmonie} verbreken, {de stilte} doorbreken, {een record} verbeteren, breken ・{iemands plannen} doorkruisen, dwarsbomen, verijdelen, frustreren ・{zijn belofte} schenden, inbreken in {een gebouw}, {een bank} kraken, {een traditie} loslaten, {spelregels} overtreden, inbreuk maken op {iemands rechten}, met voeten treden, zondigen tegen {een gebod} ・ontsnappen uit {de gevangenis}, heenbreken door {een barrière}, uitbreken uit ・{de vijand} verslaan, overwinnen, {de tegenstander} kloppen ・verwonden, wonden, een wond toebrengen aan, kwetsen, blesseren, bezeren, {de huid} openhalen ・krenken, grieven, deren, aantasten, ontstemmen |
ハンガリー語 | elszakít, elszakít, feldúl, hasad, erőszakot követ el, megbecstelenít, megront, megszentségtelenít, meggyaláz, meghiúsít, összetör, összetörik, összeütközik, összezúz, összezúzódik, szétzúz, lerombol |