日本語 |
逝く
(イク、ユク) |
英語 | ・to go, to move (in a direction or towards a specific location), to head (towards), to be transported (towards), to reach ・to proceed, to take place ・to pass through, to come and go ・to walk ・to die, to pass away ・to do (in a specific way) ・to stream, to flow ・to continue ・to have an orgasm, to come, to cum ・to trip, to get high, to have a drug-induced hallucination |
フランス語 | ・aller, se rendre, se déplacer (dans une direction ou vers un lieu spécifique), se diriger (vers), être transporté (vers), atteindre ・se passer, se dérouler, avoir lieu ・passer, aller et venir ・marcher ・décéder, mourir ・faire (d'une manière spécifique) ・couler, s'écouler ・continuer ・avoir un orgasme, jouir, éjaculer ・faire un trip, se défoncer, avoir une hallucination provoquée par la drogue |
ドイツ語 | ・sterben, verscheiden, gehen, sich begeben, fahren, reisen, fliegen, kommen ・fortgehen, weggehen, weglaufen, sich entfernen, abfahren, abreisen, abhauen ・besuchen, aufsuchen, vorsprechen, vorbeikommen ・zu Fuß gehen, laufen ・zu Ende gehen ・kommen, einen Orgasmus haben ・gehen, sich begeben, fahren, reisen, fliegen, kommen ・fortgehen, weggehen, weglaufen, sich entfernen, abfahren, abreisen, abhauen ・besuchen, aufsuchen, vorsprechen, vorbeikommen ・zu Fuß gehen, laufen ・zu Ende gehen |
イタリア語 | andare, recarsi (luogo lontano dal parlante), passare, avanzare, raggiungere una certa condizione, andarsene, morire, mancare, crescere, svilupparsi, continuare, aver luogo |
スペイン語 | ・morir, fallecer, ir ・continuar |
ロシア語 | (кн.) уйти, скончаться, (см.) ゆく【行く】, 1) идти, ходить (о ком-л.), 2) идти, ехать, направляться, следовать (куда-л. (о ком-л.; тж. о поезде, пароходе и т. п.); вести (куда-л.) ((о дороге; ср.) ゆくさき, ゆくすえ, ゆくて, ゆくゆく), 3) {по}бывать (где-л.), 4) ((тж. уст.) 往く) уходить; уезжать ((ант.) くる【来る】... |
オランダ語 | ・gaan, lopen, wandelen, zich begeven naar, aangaan op ・naar wens lopen, lekker lopen, goed werken, succesvol zijn ・sterven, overlijden, heengaan ・gaan, zich bewegen naar, zich begeven, stevenen, koersen, koers zetten, aangaan op, tijgen, varen, treden, trekken, {m.b.t. wegen} leiden, voeren ・komen, aankomen, arriveren, bereiken, bezoeken, aandoen, langskomen ・langsgaan, passeren, voorbijgaan, vlieden, vervlieden, verstrijken, verlopen, langskomen, langstrekken, voorbijlopen, wegstromen, vlieten, overwaaien, verdwijnen ・heengaan, sterven, verscheiden, verlaten, vertrekken, weggaan, afreizen, afvaren ・{als bruid, schoonzoon, adoptiekind enz.} toetreden tot haar, zijn nieuwe familie ・genoegen vinden, tevreden zijn, vergenoegd zijn ・vooruitgaan, vorderen, voortgaan, opschieten, gedaan worden, uitgevoerd worden, toegepast worden, vallen, uitvallen, uitpakken, aflopen ・ontstaan, opleveren, resulteren in, brengen ・komen, klaarkomen, {volkst.} aan zijn gerief komen, een orgasme krijgen, afgaan, {volkst., m.b.t. mannen} schieten, 10. blijven ~ {drukt voortduring, voortgang van een handeling of toestand uit} |
ハンガリー語 | meghal, elmúlik, elpocsékol, eltelik, eltölt, szétoszlik, belemegy vhova, elmegy, elvész, menni, szól vmiről, való vhova |