日本語 |
払う
(ハラウ) |
英語 | ・to pay (e.g. money, bill) ・to brush off, to wipe away, to clear away, to dust off, to cut off (e.g. branches) ・to drive away (e.g. one's competitors) ・to sell off (something unneeded), to dispose of ・to pay (e.g. attention), to show (e.g. respect, concern) ・to make (e.g. effort, sacrifice), to expend, to exert ・to move out (of one's own place), to vacate ・to sweep (e.g. one's legs), to knock aside ・to make a sweeping stroke (in Japanese calligraphy) ・to reset (an abacus) |
フランス語 | ・payer (par ex. de l'argent, une facture) ・brosser, essuyer, déblayer, dépoussiérer, couper (par ex. des branches) ・chasser (par ex. ses concurrents) ・vendre (quelque chose non utilisé), se débarrasser de ・accorder (par ex. de l'attention), montrer (par ex. du respect, sa préoccupation) ・faire (par ex. un effort, un sacrifice), consacrer, exercer ・sortir (de son propre logement), quitter ・balayer (par ex. sa jambe), frapper de côté ・faire un trait par balayage (en calligraphie japonaise) ・réinitialiser (un boulier) |
ドイツ語 | ・bezahlen, zahlen, begleichen ・abwischen, abstauben, abfegen, wegfegen, wegbürsten, ausbürsten ・vertreiben, beschwören, besprechen ・schenken, zuteilwerden lassen, entgegenbringen, erweisen, zeigen (Aufmerksamkeit, Interesse, Respekt) |
イタリア語 | pagare, spazzolare, spolverare |
スペイン語 | ・pagar ・cepillar, limpiar |
ロシア語 | 1) вытирать, стирать; чистить; сметать, 2) сгонять, прогонять; удалять; выдворять, платить; оплачивать |
オランダ語 | ・verwijderen, wegdoen, opruimen, wegnemen, wegruimen, vrijmaken, ontruimen, (uit de weg) ruimen, weghalen, wegvegen, vegen, wissen, {een telraam} terugzetten op nul, zuiveren (van), {tranen enz.} afvegen, ontdoen van, {tuinb.} dieven, {tuinb.} afsnoeien, afhelpen van, verdrijven, verjagen, ... ・{een zwaard e.d.} zwaaien, maaien, {i.h.b. iem. de voet} lichten, {een uithaal e.d.} afslaan ・betalen, neertellen, neerleggen, delgen, kwijten, contenteren, {een schuld} afdoen, {een schuld} afkomen, {een schuld} honoreren, {inform.} dokken, vereffenen, over de brug komen, overkomen, {m.b.t. rekening} gladmaken, {Barg.} roeren, {Barg.} besjollemen ・{eer} betuigen, {eer} bewijzen, {eerbied} betonen, zich {inspanningen} getroosten, zich {moeite} geven ・van de hand doen, verkopen ・{~に注意を} acht slaan op, aandacht besteden aan, aandacht schenken aan, letten op, opletten, bij de les blijven, achten, acht geven, oppassen |
ハンガリー語 | fizet, kiegyenlít, kifizet, viszonoz, fürgén mozog, gyengén hozzáér, kefél |