日本語 |
倒れる
(タオレル) |
英語 | ・to fall (over, down), to collapse, to take a fall, to topple ・to be destroyed (in a collapse), to collapse, to cave in, to crumble, to give away ・to be confined to bed (with an illness), to come down with, to break down (e.g. from overwork) ・to die, to be killed ・to go bankrupt (of a company, bank, etc.), to fail, to collapse, to go under ・to be defeated (in a game), to lose ・to fall (of a government, dictator, etc.), to be overthrown |
フランス語 | ・devoir rester au lit (pour une maladie, etc.), être cloué au lit ・mourir ・faire faillite, être ruiné, avoir une mauvaise dette ・être vaincu (dans un jeu) |
ドイツ語 | |
イタリア語 | rovesciarsi (in qualche modo), cadere (in qualche modo), cadere, crollare, perdere, essere sconfitto, cadere, fallire, morire, essere assassinato, cadere, collassare, scivolare, cadere in modo assurdo, stare forzati a letto (dalla malattia, ecc.), morire, andare in bancarotta, venire dist... |
スペイン語 | colapsar, averiarse, descomponerse, declararse en quiebra, caer, dejar caer, morir, sucumbir a, caer sin sentido, arruinarse, tener una mala deuda |
ロシア語 | |
オランダ語 | ・vallen, omvallen, onderuitgaan, omgaan, omslaan, {後ろに} achteroverslaan, neervallen, {あおむけに} achterovervallen, neertuimelen, kiepen, neergaan, neerkomen, omvergaan, neerzijgen, omtuimelen, omvertuimelen, tuimelen, omkantelen, omverkantelen, kantelen, omwippen, omduikelen, duikelen, {inform.... ・erbij neervallen, instorten, inklappen, ineenzakken, inzakken, in elkaar zakken, in elkaar klappen, afknappen, het begeven, een instorting, inzinking krijgen, plat gaan, {病に} ziek worden ・bezwijken, vallen, omkomen, overlijden, sterven, doodvallen, eraan gaan, de dood vinden, aan zijn einde komen, om het leven komen, {form., w.g.} succumberen, {i.h.b.} sneuvelen, in het stof, zand bijten ・{fig.} vallen, ten val komen, te gronde gaan, ten onder gaan, tenietgaan, {sportt.} verliezen, het afleggen tegen, een nederlaag lijden, in het stof, zand bijten ・failliet gaan, failleren, bankroet gaan, buitelen, over de kop gaan, eronderdoor gaan, op de fles, flacon gaan, springen, een sprong door de ton doen, zich ruïneren, de boeken neerleggen, {veroud.} naar Vianen gaan |
ハンガリー語 | elájul, összeomlik, felbont, leáll, lebont, letör, beomlik, csillapodik, csökken, elbukik, elesik, leesik, lehull, süllyed, vmilyen állapotba kerül, abbahagy, felhagy, letesz, meghal, ledől, kidől |