日本語 |
下りる
(オリル) |
英語 | ・to descend (e.g. a mountain), to go down, to come down ・to alight (e.g. from bus), to get off, to disembark, to dismount ・to step down, to retire, to give up, to quit ・to be granted, to be issued, to be given ・to form (of frost, dew, mist, etc.) ・to be passed (from the body; e.g. of a roundworm) |
フランス語 | ・descendre (par ex. d'une montagne) ・se désister, se retirer, abandonner, quitter ・être accordé, être émis, être donné ・se former (de la gelée, la rosée, la brume, etc.) ・être excréter (ex. les vers du corps après prise d'un vermifuge) |
ドイツ語 | ・herabsteigen, hinabsteigen, heruntersteigen, herunterkommen ・aussteigen (aus einem Gefährt, an einem Ort), absteigen (z.B. von einem Fahrrad) ・sich von einem hohen Ort zurückziehen ・geben, ausgeben, verkünden (eine Anweisung, eine Entscheidung) ・landen ・fallen ・(aus dem Geschäft) aussteigen ・sich absetzen, entstehen (z.B. Reif od. Tau) ・heraushängen ・Tusche reiben |
イタリア語 | discedere (e.g. una montagna), scendere, andare giù, scendere (da un mezzo), sbarcare, to dismount, indietreggiare, arretrare, ritirarsi (e.g. da una carica), arrendersi, capitolare, lasciare, discendere (es. una montagna), scendere (es. dal bus), dimettersi, ritirarsi, rinunciare, smetter... |
スペイン語 | bajarse de un vehículo, salir, apearse, descender (ej. montaña) |
ロシア語 | спускаться, сходить, выходить (из транспорта), 1) спускаться, сходить {вниз}, 2) ((тж.) 降りる) сходить, выходить, высаживаться (из поезда, трамвая и т. п.), 3) садиться (о птицах, насекомых), 4) выкинуть, сделать выкидыш |
オランダ語 | ・afdalen, neerdalen, naar beneden komen, afgaan, zich naar beneden begeven, afklimmen, afklauteren, {馬から} van een paard stijgen, afkomen, afstijgen, afstappen, {幕が} vallen ・uit een voertuig stappen, uitstappen, uitstijgen ・{鳥が} na een vlucht zich neerzetten, neerstrijken, landen ・zich vormen, zich vertonen, {霜が} rijpen, {gew.} rijmen, {露が} dauwen ・een miskraam hebben, een abortus hebben, een expulsie hebben ・(uit het lichaam) afgescheiden worden, uitgescheiden worden, als excretie het lichaam verlaten ・(in het midden van iets) opgeven, ophouden, uitvallen ・{許可証が} verleend worden, uitgereikt worden, afgegeven worden, verstrekt worden, {Belg.N.} afgeleverd worden, {年金が} toegekend worden, toegestaan worden |
ハンガリー語 | elszabadul, kiránt, leemel, lehúz, leválik, levesz |