日本語 |
出る
(デル) |
英語 | ・to leave, to exit, to go out, to come out, to get out ・to leave (on a journey), to depart, to start out, to set out ・to move forward ・to come to, to get to, to lead to, to reach ・to appear, to come out, to emerge, to surface, to come forth, to turn up, to be found, to be detected, to be discovered, to be exposed, to show, to be exhibited, to be on display ・to appear (in print), to be published, to be announced, to be issued, to be listed, to come out ・to attend, to participate, to take part, to enter (an event), to play in, to perform ・to be stated, to be expressed, to come up, to be brought up, to be raised ・to sell ・to exceed, to go over ・to stick out, to protrude ・to break out, to occur, to start, to originate ・to be produced ・to come from, to be derived from ・to be given, to get, to receive, to be offered, to be provided, to be presented, to be submitted, to be handed in, to be turned in, to be paid ・to answer (phone, door, etc.), to get ・to assume (an attitude), to act, to behave ・to pick up (speed, etc.), to gain ・to flow (e.g. tears), to run, to bleed ・to graduate |
フランス語 | ・partir, sortir, s'en aller, quitter ・partir (en voyage), sortir, s'en aller, quitter, démarrer, établir ・déborder de, dépasser de ・éclater, survenir, débuter, commencer, provenir ・être produit ・venir de, résulter de, dériver de ・être donné, obtenir, recevoir, être offert, être fourni, être présenté, être soumis, être remis, être rendu, être payé ・répondre (à la porte, au téléphone, etc.) ・adopter (une attitude), agir, se comporter ・prendre (de la vitesse, etc.), gagner, acquérir ・couler (par ex. des larmes), s'écouler, saigner ・obtenir un diplôme ・avancer ・venir à, accéder à, conduire à, mener à, atteindre ・apparaître, sortir, émerger, jaillir, émaner, s'échapper, faire surface, sortir, être trouvé, être détecté, être découvert, être exposé, être montré, être présenté ・paraître (sur papier), être publié, être annoncé, être émis, être inscrit, sortir ・assister, participer, prendre part, se présenter à (un événement), jouer dans, passer (par ex. à la télévision) ・être déclaré, être exprimé, être posé, être relevé, être soulevé ・vendre ・excéder, dépasser |
ドイツ語 | ・hinausgehen, herauskommen, erscheinen, sich zeigen, auftreten, auftauchen, hervorgehen, in Erscheinung treten ・hinausgehen, fortgehen, spazieren gehen ・anwesend sein, beiwohnen, mitmachen, besuchen ・herausfließen, herausquellen ・hervorsprießen, emporsprießen, keimen ・ausbrechen, entstehen ・teilnehmen ・veröffentlicht werden, herausgegeben werden ・stehen, geschrieben stehen ・sich einmengen, sich einmischen, einschreiten ・abgehen, verlassen, aufbrechen, weggehen, abreisen |
イタリア語 | uscire, andare via, lasciare, presentarsi, mettersi in mostra, rispondere (al telefono o alla porta) |
スペイン語 | ・aparecer ・dejar, salir ・(teléfono o puerta)/, contestar (teléfono o puerta) |
ロシア語 | 1) выходить (откуда-л., куда-л.), Kは今用事で出ています К. сейчас вышел по делу, 2) выходить, появляться (о чём-л.), 3) появляться (где-л.), являться (куда-л. (о ком-л.), 4) служить, состоять на службе ((тк.) 出ている), 5) принимать участие (гл. обр. в спорт. состязаниях), 6) вступать (во что-л.), 7) вы... |
オランダ語 | ・naar buiten gaan, naar buiten komen, zich vertonen, uitbreken, uitgaan, uitkomen, verlaten, vandaan gaan (bij), vertrekken, {m.b.t. boot} afvaren, {i.h.b.} afstuderen (aan), {i.h.b.} aftrek vinden, weggaan ・verschijnen, opkomen, voor de dag komen, opduiken, te voorschijn komen, zich voordoen, rijzen, voorkomen, {aan de telefoon enz.} komen, {m.b.t. zon} opgaan, rijzen, doorkomen, {m.b.t. bloemknoppen enz.} uitkomen, uitlopen, {i.h.b.} ontdekt worden, {m.b.t. geesten, spoken} waren ・uitsteken, naar buiten steken, opsteken, uitspringen, oprijzen ・bijwonen, aanwezig zijn bij, gaan naar, deelnemen aan, meedoen aan, {voor het gerecht enz.} verschijnen, in {zaken, het bedrijfsleven, de politiek enz.} gaan ・{m.b.t. wegen} leiden naar, voeren naar, uitkomen op, tegenkomen, bereiken, aantreffen, vinden, stuiten op ・te buiten gaan, overschrijden, gaan over, passeren ・ontspruiten (aan), komen uit, voortkomen (uit), voortspringen uit, ontstaan uit, beginnen, ontspringen, ontsnappen, {fig.} opwellen, {lit.t.} ontwellen, zijn oorsprong ontlenen aan, zijn oorsprong vinden in, teruggaan op, afstammen van, afkomen van, stammen uit, voortspruiten uit ・verschijnen, uitkomen, uitgegeven worden, gepubliceerd worden, {i.h.b. de pers enz.} halen ・krijgen, verkrijgen, {arch.} bekomen, {m.b.t. gerecht} opgediend worden, geserveerd worden, {m.b.t. bedrag, premie} uitgekeerd worden ・10. toenemen, rijzen, {m.b.t. wind} opsteken, aanwakkeren, {m.b.t. snelheid} optrekken ・11. zich … gedragen, een … houding nemen ・12. {m.b.t. thee} trekken |
ハンガリー語 | elmegy, enged, hagy, kilép, meghal |